Opeens was ik daar. Geen idee hoe ik er was gekomen, geen idee waar vandaan. En toch vond ik het volkomen normaal dat ik er was. Ik wist namelijk meteen precies waar ik was, en ongeveer precies waar ik heenging. Hoogstwaarschijnlijk naar huis.
Aan de storm, de regen, en de temperatuur te merken was het november. En aan het ontbreken van daglicht, avond of nacht. Het voelde aan als vroeg in de nacht, een uur of een, half twee.
Ik rende. Ik rende op het randje, half in de berm van de Oostumerweg, een B-weg die haaks op het van Starkenborghkanaal uitkomt. Van het terpdorp Oostum naar het voormalige Drentse esdorp Groningen.
Gezien het tijdstip en het hondenweer was het er erg druk. Ondanks mijn ontbreken van verbazing zou je mij er toch niet verwachten. Je zou er niemand verwachten. Echter.
Wim de Bie in een van zijn vrouwelijke rollen rende naast me. We praatten wat, we lachten veel. Ondanks de weersomstandigheden was het er gek genoeg aangenaam. Er was pianomuziek. Thomas van Luyn van ‘De Mike & Thomas Show’ vloog op zijn onzichtbare vleugel achter ons aan. Thomas zelf zagen we ook niet, maar we herkenden hem aan zijn stemmetjes, zijn typetjes. Hij startte met Sesamstraat – Wim en ik moesten beiden al rennend gniffelen. En via de one hit wonder ‘Onderweg’ van Abel – u weet wel van die clip met de lipdub van de zus van Katja – kwam Thomas uiteindelijk bij Maarten van Rossem uit. U weet wel, de wat hoekige ongeschoren Amerikadeskundige.
Ik kon in eerste instantie maar niet op de naam van Abel komen. Toch moesten we smakelijk lachen om het overdreven Brabantse accent dat werd opgezet.
“Abel!” zei Wim na een paar minuten stilte opeens. “Maar ik heb geen idee hoe dat zusje van Katja heet. Zij speelt de hoofdrol in zijn clip, weet je nog?”
“Ja. Ik – ook echt geen idee hoe ze heet,” lachte ik kuchend en wat buiten adem verder.
Thomas zette het Brabants nog wat zwaarder aan, en verhoogde de toch al hoge stem van Abel. Hij voegde er nog iets theatraal nichterigs aan toe, en daar betrad Marc-Marie Huijbregts het toneel. Wim en ik hádden het niet meer.. Ons hardlopen begon meer en meer op strompelen te lijken.
“Thomas, hou óp met ons!” riep Wim, terwijl hij mij proestend op mijn schouder sloeg.
Maar Thomas gooide zijn stem twee octaven naar beneden, halveerde zijn spreeksnelheid, en zei nasaal, lijzig: “Ik ben een heel optimistisch mens ondanks alle prutsers om me heen.”
Ook de naam van Maarten van Rossem hadden we niet meteen te pakken.
“Gut, is dat niet die morsige Amerikadeskundige!” riep Wim, “die wááivast met zijn TV-programma ‘Het Boek’!”
Wim zei dit op zo’n Juffrouw-Mier-manier dat alleen dat al grappig was. Hij bleef verbazend goed maar steeds in zijn rol.
“Wááivast, Wim? Wat is dat? Daar heb ik werkelijk nog nooit van gehoord.”
“Geen idee, ik denk dat het Afrikaans is. Mijn Zuid-Afrikaanse oma noemde dikke mensen altijd waaivast. Mensen die niet omwaaien. Ook niet in een orkaan.”
Opeens had Thomas er blijkbaar genoeg van. Want zijn onzichtbare vleugel snelde langs ons heen, verder de storm en de nacht in. In het voorbijgaan werd ik flink in de flank geraakt, en viel hard voorover de berm in. Als Wim me niet heel snel aan mijn arm had vastgegrepen was ik zomaar het kanaal ingeschoven.
Daar lag ik dan, van de schik bekomend, op mijn rug, in de walkant van het van Starkenborghkanaal. Mijn gekneusde ledematen in gedachten nagaand. Midden in de nacht, met werkelijk stro-men-de regen in mijn gezicht. Maar nu echt slap van het lachen. Wim kwam naast me liggen. We konden ons niet herinneren wanneer we voor het laatst zó hadden gelachen.
“Van Rossem!” schaterde hij het opeens uit, “Maarten van Rossem! Van Rossem de waaivast! Hahahaha…”
Terwijl het geluid van Wim’s gelach in de verte wegstierf, werd ik wakker van mijn eigen gedroomde gegrinnik.
“Dus toch op weg naar huis,” was mijn eerste gedachte, “met een nieuw woord in mijn hoofd.”
“..naar huis,” fluister ik iets te hardop.
“Huh, wat,” zei je met dubbele tong van het wakker worden.
“Niets bijzonders, ik praat wat in mezelf. Laat maar.. Sorry. Goedemorgen..”
“Goedemorgen.” Je rekte je uit.
“Zeg, hoe heet het zusje van Katja Schuurman ook alweer..?”
“Het zusje van Katja? Hoezo? Birgit. Hoezo?!” keek je me wat geërgerd vragend aan.
“Ah, leuke droom gehad zeker..?” vervolgde je, terwijl je je op je ellebogen uit je kussen oprichtte.
“Dat kun je wel zeggen,” zei ik als een waar waaivast, met een grote glimlach.
Laat nu de storm maar komen..







